De reëele illusie
Het afbeelden van de waarneembare, figuratieve realiteit in de schilderkunst is, goed beschouwd, een kansloze onderneming. Het schilderij, gedefiniëerd als 'lengte x breedte in ruste', mist 2 essentiëele kenmerken van de realiteit: volume en beweging. Deze diskrepantie kan alleen worden opgeheven door figuratie te schilderen als 'een statisch, plat volume in beweging'.
Het figuratieve schilderij hoort dus een vanzelfsprekende, onnatuurlijke tegenspraak te zijn.
Aangezien de open deur 'werkelijkheid=illusie=werkelijkheid' is, moet die tegenspraak in het wezen, de staat van het schilderij liggen.
Het schilderij, als visueel medium, zal een optische hindernis in zich moeten dragen, om zo op gespannen voet met zichzelf te staan. Hiermee gaat het niet als object voor ontspanning, maar als produkt van inspanning door het leven.
Som der delen
Kijk, kijk, Hans Koster (Kampen, 1960) speelt voor God op een bovenwoning.
Wil leven inblazen in papieren konstrukties, om de figuratieve schilderkunst aan
'volume + beweging' te helpen en aldus een hoger realiteitsgehalte scheppen.
De schilder stelt dat figuratieve schilderen, door de verschillende dimensies
van doek en realiteit, niet anders dan in tegenspraak met zichzelf horen te zijn,
in concreto 'een optische hindernis in zich moeten dragen'.
Aan de hand van schilderijen met de titel 'Baadster' (Groningen, 1992-1994), wil
hij door de waarneming aan te tasten, de 'reëele illusie' laten zien.
Heeft onze Lieve Heer hier het vierkante wiel opnieuw uitgevonden? Duidelijk is dat Koster niet op een beeldende illusie uit is. Door zijn baadsters als kollages van fotografisch drukwerk met een onmogelijke anatomie te schilderen, legt hij meteen de vinger op de zere plek: een natuurgetrouwe weergave zit er niet in. Hij heeft de handen vrij voor zijn optiese illusie, onder ons gezegd en gezwegen, een visuele truuk.
Koster snijdt het klassieke tema 'Baadster' terug naar een 3-eenheid van (standaard)lijst, (kleurige)vorm en (witte)restvorm.
Een ekwivalent van non-figuratieve 'kompositie'-schilderijen, ware het niet dat zijn vorm uit fotografische onderdelen is opgebouwd met een gemaskerd perspektief. De vorm verleidt het oog de witte restvorm als volume te zien, om de inkongruente ledematen in een natuurlijk, onderling verband te brengen.
Het 2e deel van de schilder-truuk ontleent hij aan de fotografie.
Door de gehele konstruktie niet fotografies, niet scherp te schilderen, zadelt
hij het oog op met een fokus-korrektie. Hier bovenop komt een variabele toe-
passing van de onscherpte (m.n. de onderarmen/handen), waardoor het oog beweging
meet in een vaste vorm.
Het karakter van de schilderijen doet denken aan een 'snapshot'.
Aktieve vrouwen onder speelse beweging, in/uit balans of juist passief onwillig
poserend, allen zijn spontaan, bijna naturel vastgelegd voor het familie-album, als
herinnering aan dat ene dagje strand.
Hans Koster exposeert een defilé van grotesken, trekpoppen en bakvissen als een
vehikel, dat met vierkante wielen een spoor in het vlees trekt.
Blijft de vraag of de truuk in modder verzand, of uiteindelijk 'het zichtbaar
maken van het verdwijnpunt' de reëele definitie van figuratieve illusie blijkt
te zijn.